Het is in Nederland verboden om een vlucht met een luchtvaartuig uit te voeren dat niet luchtwaardig is. Of dat niet is voorzien van een geldig Bewijs van Luchtwaardigheid, tenzij een ontheffing is verkregen.
Deze beleidregel geeft invulling aan artikel 3.21, eerste lid, van de Wet luchtvaart. En vervangt de beleidsregel Ontheffingen luchtwaardigheid uit 2004. Medio 2017 treedt nieuwe regelgeving in werking, die een nieuw beleidskader vastlegt voor civiele doeleinden. Tot die tijd past de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het hieronder beschreven normenkader toe bij de beoordeling van een ontheffingaanvraag.
Dit normenkader geldt alleen voor burgerluchtvaart
Gelet op de in de Wet luchtvaart vastgelegde bevoegdheidsverdeling tussen de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, beperkt dit beleidskader zich tot de burgerluchtvaart. Wordt er een ontheffing aangevraagd voor militaire doeleinden? Dan geldt dit beleidskader niet en moet het ontheffingsverzoek aan de Minister van Defensie worden gericht. Defensie heeft hiervoor een eigen beleidkader ontwikkeld.
Bewijs van Luchtwaardigheid
Artikel 3.8 van de Wet Luchtvaart bepaalt dat een luchtvaartuig een geldig Bewijs van Luchtwaardigheid moet hebben. Ook moet het toestel in een luchtwaardige toestand verkeren. Deze luchtvaartuigen mogen in het Nederlandse luchtruim vliegen mits ze voldoen aan de regels over onder meer de veiligheid. Het gaat om luchtvaartuigen die beschikken over 1 van de volgende bewijzen:
Een Bewijs van Luchtwaardigheid. Het ontwerp daarvan is gebaseerd op minimaal de internationale EASA/ICAO Annex 8-eisen. Ook moet het luchtvaartuig luchtwaardig zijn.
Een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid. Dit moet zijn afgegeven op basis van 1 van de volgende regelingen:
De Regeling Amateurbouwluchtvaartuigen
De Regeling MLA’s, MLH’s en schermvliegtuigen
De Regeling Historische luchtvaart
De Regeling Yak-52
Ontheffingsmogelijkheid
Van bovengenoemd verbod kan in bijzondere omstandigheden een ontheffing worden verleend, op basis van artikel 3.21, eerste lid, van de Wet Luchtvaart. Vooropgesteld dat de veiligheid van het luchtverkeer niet in gevaar wordt gebracht. Dit is de enige uitzondering op de verbodsregel. Het is dus in strijd met de Wet luchtvaart als luchtvaartuigen zonder een geldig bewijs van luchtwaardigheid op basis van een ontheffing (semi-)permanent van het Nederlandse luchtruim gebruikmaken.
Veiligheid luchtverkeer bewaken
Een dergelijke ontheffing is gezien de basis van bijzondere omstandigheden beperkt in tijd en plaats. Op die wijze wordt voorkomen dat er een aantrekkende werking uitgaat voor toestellen die niet aan de ICAO-eisen voldoen. Dit betekent dat er slechts ruimte is voor 1 of enkele vluchten. Nederland moet deze aanpak hanteren in aansluiting op de ICAO-systematiek ter borging van de veiligheid van het luchtverkeer, ondanks dat het luchtvaartuig niet voldoet aan de luchtwaardigheidseisen van ICAO Annex 8. Deze annex borgt de luchtwaardigheid in essentie door eisen te stellen in de keten van ontwerp, bouw en onderhoud. Bij vliegtuigen die afhankelijk zijn van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid is deze keten vaak niet (meer) op orde. In die situatie moet de feitelijke luchtwaardigheid in ieder geval dusdanig zijn, dat de veiligheid van de luchtverkeersdeelnemers en de externe veiligheid niet in het geding komt door de ontheffing. Gelet op deze veiligheid kunnen bovendien aan een ontheffing operationele of technische beperkingen worden verbonden.
I. Bijzondere omstandigheden
Er is sprake van bijzondere omstandigheden als aan 1 van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. Een algemeen maatschappelijk belang wordt gediend met het uitvoeren van de vlucht(en), waarbij de inzet van het specifieke luchtvaartuig van significant belang is.
b. Een historisch en nationaal luchtvaartbelang wordt gediend met het uitvoeren van de vlucht(en), waarbij de inzet van het specifieke luchtvaartuig van significant belang is.
Het gaat om herdenkingen van voor Nederland, of de Nederlandse luchtvaart, belangrijke momenten. Zoals Bevrijdingsdag, een dropping bij Arnhem in het kader van herdenking van de Tweede Wereldoorlog, of een jubileum van een luchtvaartorganisatie. Ook kan het bijvoorbeeld gaan om evenementen die zelden in Nederland worden gehouden. Zoals een bijeenkomst van een vereniging voor historische zweefvliegtuigen. Een wijkfeest, een privé-festiviteit of -gebeurtenis, of het uitvoeren van rondvluchten vallen hier nadrukkelijk niet onder. Deze gebeurtenissen hebben geen algemeen maatschappelijk belang en worden niet beschouwd als een bijzondere omstandigheid.
De ontheffing wordt afgegeven voor 1 of enkele vluchten, die direct gekoppeld zijn aan de bijzondere omstandigheid. Een wekelijkse fly-in van dezelfde aeroclub of een (semi-)permanent verblijf van het luchtvaartuig in Nederland valt hier nadrukkelijk niet onder. Voor a en b geldt dat onder enkele vluchten wordt verstaan:
- Vluchten van en naar de desbetreffende locatie.
- Noodzakelijke familiarisatievlucht(en) ter plekke.
- De aan het evenement of activiteit gerelateerde vlucht(en).
c. Er is sprake van een luchtvaartgerelateerd evenement, waarbij de inzet van het specifieke luchtvaartuig van significant belang is en waarbij het evenement een:
boven-lokale publieke uitstraling heeft, en
een belevingswaarde heeft voor een groot publiek.
De belevingswaarde van een evenement kan ondermeer een educatief karakter of amusementswaarde hebben. Voorbeelden zijn de jaarlijkse ontmoetingsbijeenkomst van eigenaren of gebruikers van een bepaald type luchtvaartuig. Of een luchtshow, zoals de open dagen van de luchtmacht.
Voor c geldt dat onder enkele vluchten wordt verstaan:
- Vluchten van en naar de desbetreffende locatie.
- Noodzakelijke familiarisatievlucht(en) ter plekke.
- De aan het evenement of activiteit gerelateerde vlucht(en).
d. Het betreft vluchten van en naar een locatie waar onderhoud dan wel een reparatie uitgevoerd kan worden aan het desbetreffende luchtvaartuig. Mits het luchtvaartuig op de locatie waar het zich bevindt redelijkerwijs niet onderhouden of gerepareerd kan worden.
Het is van belang dat luchtvaartuigen goed onderhouden en waar nodig gerepareerd worden. Er worden wettelijke eisen gesteld aan de locatie van onderhoud. Kan onderhoud of een reparatie redelijkerwijs niet uitgevoerd worden op de plek waar het luchtvaartuig zich bevindt? Dan moet het mogelijk zijn om het luchtvaartuig te van en naar een onderhoudslocatie te vliegen. Het naar een andere locatie vliegen van een luchtvaartuig met achterstallig onderhoud voldoet niet aan de randvoorwaarde dat de veiligheid niet in het geding mag zijn. Daarom wordt dit niet geaccepteerd.
Voor d geldt dat onder enkele vluchten wordt verstaan: vluchten van en naar de luchthaven, waar het luchtvaartuig onderhouden of gerepareerd wordt.
e. Er wordt met een luchtvaartuig van het ene land naar een ander land gevlogen. En het is geografisch bezien doelmatig om daarvoor gebruik te maken van het Nederlandse luchtruim.
Wordt er met een luchtvaartuig zonder geldig bewijs van luchtwaardigheid gevlogen van bijvoorbeeld het westen van België naar Hamburg? Dan is het logistiek gezien doelmatig om een deel van deze vlucht via het Nederlands luchtruim te maken. Het alternatief van omvliegen moet worden betrokken in het licht van de doelmatigheid. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de mogelijkheid van een overvlucht over Nederland voor kortere of langere tijd, anders dan voor een tankstop, wordt onderbroken. Waardoor de Nederlandse luchthaven als uitvalsbasis voor het maken van vluchten wordt gebruikt.
Voor e geldt dat onder 1 of enkele vluchten wordt verstaan: het overvliegen van Nederland met een eventuele noodzakelijke tussenstop om te tanken.
f. Er is sprake van het uitvoeren van een beperkt aantal vluchten, dat noodzakelijk is voor:
Het uitvoeren van experimenten in het Nederlandse luchtruim die een maatschappelijk belang dienen en waarbij het toestel een noodzakelijk instrument is om dit doel te realiseren, of
het beoordelen of een in ontwikkeling zijnd luchtvaartuig, of een wijziging daarvan, voldoet aan de daarvoor geldende certificatie-eisen als onderdeel van het voorgeschreven certificatieproces.
Het uitvoeren van experimentele vluchten is nodig voor de veiligheid, zowel in de lucht als op de grond. Denk aan het uitvoeren van vluchten voor het ijken van een Instrument Landing System op een luchthaven.
De Regeling Amateurbouw stelt bijvoorbeeld dat het noodzakelijk is dat wordt aangetoond dat het nieuwe luchtvaartuig voldoet aan de in die regeling genoemde luchtwaardigheidseisen. Het aantonen van de luchtwaardigheid gebeurt mede door het uitvoeren van testvluchten. Om deze testvluchten voor bijvoorbeeld amateurbouwluchtvaartuigen mogelijk te maken, wordt een ontheffing afgegeven voor het aantal vluchten van het testprogramma.
Voor f geldt dat een ontheffing wordt gegeven voor het aantal vluchten dat nodig is voor het uitvoeren van het testprogramma.
II. Luchtwaardigheid
1. Er is sprake van een acceptabel luchtwaardigheidsniveau als het luchtvaartuig:
is onderhouden door een daartoe erkende onderhoudsorganisatie, en
voorzien is van een bewijs van luchtwaardigheid door de staat van registratie, en aan 1 van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. Het initiële luchtwaardigheidsniveau is vastgesteld in een door EASA gepubliceerde Specific Airworthiness Specification.
EASA heeft voor een aantal luchtvaartuigen een uitgebreid onderzoek gedaan naar de luchtwaardigheid van het ontwerp. Zij heeft haar conclusies dat het luchtvaartuig voldoet aan de initiële luchtwaardigheidseisen gepubliceerd in de desbetreffende Specific Airworthiness Specification (SAS). Een luchtvaartuig waarvoor een speciaal bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven op grond van een SAS wordt toegelaten in het Nederlandse luchtruim.
b. Het ontwerp van het luchtvaartuig is ooit conform ICAO Annex 8 gecertificeerd door een ICAO-lidstaat, maar nu de status heeft van Orphan. En is geregistreerd in een ECAC-lidstaat, de Verenigde staten van Amerika of Canada.
Luchtvaartuigen waarvoor geen typecertificaathouder is die de verantwoordelijkheden aangaande de continuering van de luchtwaardigheid invult, kunnen worden toegelaten in het Nederlandse luchtruim indien deze verantwoordelijkheden zijn overgenomen door een ECAC-lidstaat, de Verenigde staten van Amerika of Canada (zogenaamde Orphans) en waarbij het initiële ontwerp aan tenminste ICAO Annex 8 voldeed. Het initiële luchtwaardigheidsniveau wordt geacht te voldoen aan de criteria van het typecertificaat dat is afgegeven door één van voornoemde staten. De genoemde staten hebben voorts een adequate toezichtsystematiek voor wat betreft de continuering van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.
c. Het is een staatsluchtvaartuig, als bedoeld in artikel 1 lid 2, van de basisverordening EU 216/2008. Of een researchluchtvaartuig, als bedoeld in Annex II van deze basisverordening. En het luchtvaartuig is voorzien van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid op basis van:
een afgegeven typecertificaat conform ICAO Annex 8 door een ICAO-lidstaat, en
de aanvrager heeft verklaard dat eventuele wijzigingen aan het luchtvaartuig conform ICAO Annex 8 zijn gecertificeerd;
De staatsluchtvaartuigen en researchluchtvaartuigen hebben op basis van het operationele gebruik van het luchtvaartuig een speciaal bewijs van luchtwaardigheid gekregen. De aanvrager verklaart dat wijzigingen ten opzichte van het typecertificaat, zoals bijvoorbeeld de testapparatuur aan boord of het VIP-interieur, voldoen aan de eisen conform ICAO Annex 8 en gecertificeerd door de desbetreffende ICAO-lidstaat.
d. Het individuele luchtvaartuig is door de CAA-UK voorzien van permit to fly , op basis van CAA-UK CAP 553, die ten minste geldig is voor de duur van de aangevraagde ontheffing.
Een permit to fly is het equivalent van het speciaal bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in de Nederlandse luchtvaartregelgeving. Ex-militaire luchtvaartuigen die niet zijn voorzien van een typecertificaat van tenminste het niveau zoals vastgesteld in ICAO Annex 8, kunnen in het Verenigd Koninkrijk op basis van de CAP553 een individuele nationale geldende permit to fly krijgen. De normen opgenomen in CAP553 zijn adequaat om te bepalen dat het individuele luchtvaartuig veilig kan worden toegelaten in het Nederlandse luchtruim. Een door de Engelse luchtvaartautoriteit afgegeven permit to fly wordt daarom door de Nederlandse luchtvaartautoriteit geaccepteerd.
e. Het luchtvaartuig is voorzien van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid of permit to fly, verstrekt door een ECAC-lidstaat, de Verenigde staten van Amerika USA of Canada. En waarvan de aanvrager aantoont dat het luchtwaardigheidsniveau van het desbetreffende luchtvaartuig ten minste voldoet aan het normenkader als vastgesteld in de CAA-UK CAP 553.
Indien de aanvrager kan aantonen dat het individuele luchtvaartuig tenminste voldoet aan het normenkader zoals vastgesteld in de CAP553 en waarvoor een speciaal bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven door een van de genoemde staten, kan de Nederlandse luchtvaartautoriteit het luchtvaartuig voor de duur van de ontheffing toelaten in het Nederlandse luchtruim. Indien door de ILT is vastgesteld dat een nationaal normenkader hieraan voldoet, zal dit normenkader worden bekend gemaakt (via een lijst). Voor dit onderzoek zal een tarief worden vastgesteld dat overeenkomt met het bestaande tarief voor de aanvraag van een 14.4-ontheffing (bestaande uit een vastgesteld bedrag en een uurtarief bij besteding van meer dan 5 uur).
2. In afwijking van het bepaalde in onderdeel 1 is sprake van een acceptabel luchtwaardigheidsniveau als het om een in ontwikkeling zijnd luchtvaartuig gaat. En waarmee vluchten moeten worden uitgevoerd voor het verkrijgen van een Speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid.
De Regeling prototypen bood de mogelijkheid om met een luchtvaartuig te vliegen waarvan nog niet was aangetoond dat voldaan was aan de luchtwaardigheidseisen. Door de intrekking van deze regeling is het alleen nog mogelijk om dit te doen op basis van een ontheffing. Ontheffingen worden verleend op grond van het testprogramma.
III. Aanvraag van een ontheffing
Een aanvraag voor een ontheffing kan bij de ILT worden ingediend, met het door de minister vastgestelde aanvraagformulier. De regeling tarieven luchtvaart 2008 is van toepassing.