Instructie nummer 5 - Uitvoeren van periodieke keuringen op de tuigage van zeilende passagiersschepen
Publicatie | 04-09-2024
Deze instructie kan worden aangemerkt als vallend onder artikel 1.4 van de Overeenkomst klassenbureaus en keuringsinstanties.
Binnenvaartcertificaten worden namens de Minister verstrekt door daarvoor gemandateerde klassenbureaus en keuringsinstanties. Deze instructie is bedoeld om eenduidigheid te bewerkstelligen bij het onderzoek voor, en de afgifte van binnenvaartcertificaten door de klassenbureaus en de keuringsinstanties.
Datum vastgesteld: 7-10-2019.
Ingangsdatum: 7-10-2019.
Uitvoeren van periodieke keuringen op de tuigage van zeilende passagiersschepen
De regelgeving ten aanzien van de periodieke tuigagekeuringen van zeilende passagiersschepen zoals opgenomen in artikel 20.19 van ES-TRIN is globaal en laat veel ruimte voor interpretatie. In de praktijk is gebleken dat hierdoor onwenselijke verschillen in uitvoering ontstaan.
Met deze instructie wordt een nadere specificering gegeven op het gebied van keuringsintervallen, de scope van de keuring en de wijze waarop de tuigage ter keuring moet worden aangeboden. opdat de keuring goed kan worden uitgevoerd.
Met betrekking tot keuringsintervallen is, analoog aan de situatie bij de certificaten (zie paragraaf 6.1 van de Beleidsregel Binnenvaart 2013), een window vastgesteld van een half jaar voorafgaand aan de vervaldatum.
De scope van de periodieke keuring zal zich in het algemeen beperken tot een inspectie van de toestand in verband met slijtage en veroudering. Er kan alleen goed geïnspecteerd worden als de inspecteur ook daadwerkelijk overal goed bij kan. Daarom is het nodig om in zijn algemeenheid aan te geven dat de tuigage op een voor inspectie geschikte wijze wordt aangeboden. De keuringsinstantie beoordeelt of daar aan voldaan is.
Voor masten is dit nog aangescherpt door ook minimale intervallen op te nemen op te nemen wanneer de mast voor inspectie gestreken en/of onttakeld moet worden. Ook daar blijft het aan de keuringsinstantie om te beslissen of aan de voorwaarden voor een goede inspectie is voldaan.
Uitvoeren van periodieke keuringen op de tuigage van zeilende passagiersschepen
Bij de uitvoering van de periodieke keuringen als bedoeld in artikel 20.19 van de ES-TRIN worden de bepalingen van art 2 tot en met 5 van deze instructie in acht genomen.
Na keuring met een positief resultaat wordt een Bewijs Van Tuigagekeuring (BvT) afgegeven volgens het model opgenomen in de WIOB. In het opmerkingenveld worden relevante historische gegevens (bijvoorbeeld grote reparaties, aandachtspunten voor de volgende keuring, etc) vermeld.
De periodieke keuring kan plaatsvinden in de zes maanden voorafgaand aan de op het Bewijs van Tuigagekeuring vermelde herkeuringsdatum. De periode van 2,5 jaar tot aan de volgende herkeuring wordt dan gerekend vanaf de herkeuringsdatum op het aflopende BvT.
De periodiciteit van de tuigagekeuringen hoeft niet gelijk op te lopen met de 5 jaars-periode van het Uniebinnenvaartcertificaat. Er moet wel sprake zijn van doorlopende geldigheid van het BvT.
Het BvT kan een kortere geldigheidsduur krijgen totdat aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De redenen en de voorwaarden worden op het BvT aangegeven. Indien aan de voorwaarden is voldaan kan een nieuw BvT worden afgegeven tot aan de oorspronkelijke herkeuringsdatum.
Indien er geen significante wijzigingen sinds de vorige keuring zijn aangebracht, mag er in het algemeen van uitgegaan worden dat aan de eisen van hoofdstuk 20.5 tot en met 20.18 van de ES-TRIN wordt voldaan. De keuring beperkt zich dan tot controle van de toestand van de verschillende onderdelen van de tuigage.
De keuringsinstantie vraagt bij de scheepseigenaar na of er sinds de vorige keuring significante wijzigingen/vernieuwingen zijn aangebracht. Indien dit het geval is moet de keuringsinstantie beoordelen of er wederom toetsing aan de artikelen 20.5 tot en met 20.18 van de ES-TRIN (waaronder ook berekeningen volgens artikel 20.05) nodig is.
De vraag naar de significante wijzigingen/vernieuwingen en het antwoord van de scheepseigenaar worden vastgelegd in het scheepsdossier.
Strijkbare masten en doorgestoken houten masten worden tenminste eenmaal per vijf jaar aan de wal, platliggend en volledig gestript (ontdaan van staand/lopend want, ra’s en andere bevestigingen) ter keuring aangeboden.
Indien er voldoende ruimte is om de mast liggend aan boord en uit de mastkoker over de gehele lengte goed te inspecteren kan toegestaan worden dat de mast niet naar de wal hoeft te worden overgebracht. De eigenaar doet het verzoek daartoe tijdig en voorafgaand aan de keuring.
Aan de scheepsconstructie verbonden masten worden tenminste eenmaal per vijf jaar gestript ter keuring aangeboden. Bij het eens in de vijf jaar platleggen/strippen van de mast wordt ook de onderdeks gelegen constructie van de mast en/of mastkoker toegankelijk gemaakt voor inspectie en diktemeting.
Indien daar aanleiding toe is, kunnen aanvullende eisen gesteld worden ten aanzien van het aanbieden voor de keuring, bijvoorbeeld dat vaker dan hierboven genoemd de mast moet worden platgelegd en/of ontdaan van staand/lopend want/beslag. Dit kan ook alsnog wanneer bij een keuring gerede twijfel ontstaat die noodzaakt tot een meer gedetailleerde inspectie.
Inspectie van een staande mast moet de op een veilige wijze van onder tot boven, inclusief eventuele stengen en de bevestiging daarvan, grondig geïnspecteerd kunnen worden. De wijze waarop is ter bepaling door de keuringsinstantie.