Bevoegdheden handhaving EVOA
De Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) bepaalt de regels voor transporten van afvalstoffen naar, uit, door en binnen Europa. Elke EU-lidstaat moet de nodige maatregelen treffen om te zorgen dat de afvaltransporten voldoen aan de EVOA. Een lidstaat mag zelf kiezen welke instrumenten en sancties zij daarvoor gebruikt. De EU-lidstaten werken hierbij samen en bundelen hun krachten om illegale internationale afvaltransporten te voorkomen.
Bevoegde autoriteiten
Volgens de EVOA moeten de lidstaten een bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten aanwijzen die de verordening toepast of toepassen. Deze aanwijzing is in Nederland in de Wet milieubeheer (Wm) vastgelegd. De minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is volgens de Wm de vergunningverlener en ook verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving van de EVOA.
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en de Wet algemene bepaling omgevingsvergunning (Wabo) komen te vervallen. In de Wabo waren in hoofdstuk 5, 'Uitvoering en handhaving' veel handhavingsbepalingen opgenomen. Met het vervallen van de Wabo is voor de bestuursrechtelijke handhaving hoofdstuk 18 van de Omgevingswet deels van toepassing verklaard op de Wet milieubeheer (Wm). Daarnaast voorziet de Wm deels zelf in de toepassing van hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Op basis hiervan kan het bevoegd gezag (de minister van IenW) een bestuursrechtelijke maatregel opleggen aan een bedrijf dat bij de export betrokken is. De minister van I&W heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de inspecteur-generaal van de ILT, die op haar beurt mandaat heeft verleend aan de ILT-inspecteurs.
Bevoegdheden bij toezicht
De aangewezen toezichthoudende ambtenaren mogen voor de controle op de EVOA:
- alle plaatsen betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Woningen mogen wél worden betreden als er toezicht op gevaarlijke afvalstoffen plaats moet vinden (zie 8.17 Omgevingswet);
- zich door personen laten vergezellen, die door hen zijn aangewezen (politie), voor zover dat nodig is voor de uitoefening van hun taak;
- inlichtingen vorderen;
- van personen inzage vorderen van een identiteitsbewijs;
- inzage vorderen en kopieën maken van papieren en dergelijke, bijvoorbeeld van de documenten die tijdens de overbrenging aanwezig moeten zijn;
- zaken (bijvoorbeeld afvalstoffen) onderzoeken, opnemen, daarvan monsters nemen en daartoe verpakkingen openen;
- vervoermiddelen staande houden en door de bestuurder naar een aangewezen plaats laten brengen;
- vervoermiddelen en hun lading onderzoeken.
De toezichthouder houdt toezicht, ook als hij geen vermoeden heeft dat er iets mis is. Hij controleert alleen of de regels worden nageleefd. Iedereen die wordt gecontroleerd, is verplicht mee te werken aan de controle en de toezichthouder alle informatie te geven. Werkt iemand niet mee, dan pleegt die persoon een strafbaar feit.
Toezichthoudende ambtenaren worden benoemd volgens de Omgevingswet (artikel 18.6) en Besluit aanwijzing toezichthouders fysieke leefomgeving. Deze benoeming geldt ook voor het toezicht houden op de Wet milieubeheer. Er worden ook ambtenaren aangewezen die toezicht houden op de naleving van de EVOA. Dat zijn medewerkers van de ILT en de politie. Toezichthouders mogen hun bevoegdheden alleen uitoefenen als dat nodig is om hun taak op een redelijke manier te vervullen.
Bevoegdheden bij opsporing
Zijn er aanwijzingen dat er een strafbaar feit is gepleegd? Dan mag een opsporingsambtenaar zogenaamde opsporingshandelingen uitoefenen. Er hoeft dan nog geen sprake te zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, van een verdachte in de zin van het Wetboek van Strafvordering. Volgens de Wet op de economische delicten (Wed) is een aanwijzing namelijk voldoende.
Opsporingsambtenaren worden benoemd in de Wed en ontlenen hun opsporingsbevoegdheid voor de handhaving van de EVOA aan artikel 17 van de Wed. Met deze bevoegdheid mogen zij alleen feiten opsporen die strafbaar zijn volgens de wet waarvoor zij zijn benoemd. In dit geval de EVOA en de daarbij behorende titel 10.7 Wet milieubeheer (Wm). De opsporingsakte bepaalt welke strafbare feiten mogen worden opgespoord. Naast de EVOA kunnen dat bijvoorbeeld ook zogenaamde commune delicten zijn zoals valsheid in geschrift.
Voor de EVOA zijn ambtenaren van de volgende organisaties opsporingsbevoegd:
- Inspectie Leefomgeving en Transport
- douane
- politie
De opsporingsambtenaren hebben de volgende bevoegdheden volgens de Wet economische delicten (Wed) en het Wetboek van Strafvordering:
- inbeslagname van daarvoor vatbare voorwerpen (artikel 18 Wed). Afval in beslag nemen ligt niet voor de hand. De verantwoordelijkheid voor de verwerking ligt bij de producent of degene die het afval onder zijn beheer heeft (de 'houder');
- inzage van alle documenten en informatie, als dit naar redelijk oordeel van de opsporingsambtenaar nodig is (artikel 19 Wed);
- toegang tot alle plaatsen; maar woningen mogen zij alleen onder strenge voorwaarden binnengaan (artikel 20 Wed);
- monsters nemen van goederen en het wegen of meten van goederen (artikel 21 lid 1 Wed);
- openen van de verpakkingen om monsters te kunnen nemen (artikel 21 lid 2 Wed);
- als het onderzoek, het vastleggen of de monsterneming niet ter plaatse kan gebeuren, mogen opsporingsambtenaren de zaken voor dat doel voor korte tijd meenemen (artikel 21 lid 4 Wed);
- laten stoppen van vervoersmiddelen en controleren daarvan op een nader aangegeven plaats (artikel 23 Wed);
- vragen naar de persoonsgegevens van de verdachte en hem daartoe staande houden (artikel 52 Wetboek van Strafvordering);
- de verdachte aanhouden als hij op heterdaad wordt betrapt (artikel 53 Wetboek van Strafvordering).
Internationale samenwerking
De Inspectie Leefomgeving en Transport werkt nauw samen met andere EU-landen en niet-EU-landen. Zo neemt de ILT actief deel in de IMPEL-werkgroep Transfrontier Shipment of Waste. IMPEL (Implementation and Enforcement of Environmental Law) is een Europese organisatie voor de uitvoering en handhaving van milieuwetgeving waarin alle Europese landen deelnemen.