Parkeren
Een voertuig dat gevaarlijke stoffen vervoert, mag niet overal parkeren. In het ADR worden hier eisen aan gesteld. Daarnaast kan een gemeente hier eisen aan stellen middels een APV (Algemene plaatselijke verordening).
Zo is het verboden om binnen de bebouwde kom te parkeren met een voertuig geladen met gevaarlijke stoffen. In afwijking hierop kan de gemeente door een APV parkeerplaatsen aanwijzen waar wel mag worden geparkeerd. Buiten de bebouwde kom is parkeren langs de openbare weg wel toegestaan.
Het ADR stelt in hoofdstuk 8.4 regels voor het toezicht op geparkeerde voertuigen met gevaarlijke stoffen. Deze regels gelden voor transporteenheden die gevaarlijke stoffen vervoeren in hoeveelheden aangegeven in de bijzondere bepalingen S1 (6) en S14 tot en met S24 van hoofdstuk 8.5 van het ADR.
Deze transporteenheden moeten onder toezicht worden gesteld, of zonder toezicht in een beveiligd depot of op een beveiligd fabrieksterrein worden geparkeerd.
Als een dergelijke parkeerplaats niet beschikbaar is mag er geparkeerd worden op:
- Een door een bewaker gecontroleerde parkeerplaats waarvan de bewaker op de hoogte is van de aard van de lading en de verblijfplaats van de bestuurder
- Een openbare of particuliere parkeerplaats, waar de kans dat het voertuig door andere voertuigen wordt beschadigd uitgesloten geacht moet worden
- Een geschikte open ruimte, afgescheiden van de openbare weg en van woningen. Deze ruimte mag gewoonlijk geen dienst doen als plaats van openbare doorgang of van openbare bijeenkomsten voor het publiek.
Als het niet mogelijk is een parkeerplaats te vinden die voldoet aan de eisen gesteld onder a), dan mag gebruik worden gemaakt van een parkeerplaats zoals beschreven onder b). Hetzelfde geldt voor een parkeerplaats genoemd onder c).