Vervoersdocument
Tijdens het transport van gevaarlijke stoffen moet een vervoersdocument aanwezig zijn om aan te geven welke stoffen worden vervoerd.
Taal
Dit document moet zijn opgesteld in de officiële taal van het land van afzending én in het Engels, Frans of Duits. Als het vervoer uitsluitend binnen Nederland plaatsvindt mag het document ook enkel in het Nederlands zijn opgesteld. Dit geldt ook voor het vervoer tussen Nederland en België.
In het ADR is de opmaak van het document niet vastgelegd. De informatie mag ook worden opgenomen in andere officiële documenten, zoals in bijvoorbeeld een CMR-vrachtbrief. De informatie moet leesbaar zijn.
Algemene informatie
Het vervoersdocument bevat ten minste de volgende aanduidingen voor elke gevaarlijke stof die vervoerd wordt:
- Het UN-nummer, voorafgegaan door de letters UN.
- De juiste vervoersnaam van de stof of het voorwerp, indien van toepassing aangevuld met de technische benaming (tussen haakjes).
- Het etiketnummer met eventueel daarachter tussen haakjes het etiketnummer van het bijkomende gevaar Bij stoffen van de klasse 1 moet in plaats van het etiketnummer de classificatiecode worden gebruikt (kolom 3b van tabel A) en bij radioactieve stoffen het nummer van de klasse: 7.
- De verpakkingsgroep (I, II of III).
- Het aantal en de omschrijving van de colli.
- De totale hoeveelheid van elke gevaarlijke stof in kilogrammen of liters, en voor de klasse 1: de netto massa ontplofbare stof.
- De naam en het adres van de afzender.
- De naam en het adres van de geadresseerde(n).
- Een verklaring overeenkomstig de voorwaarden van een eventuele bijzondere regeling.
- De tunnelcode zoals vermeld in kolom 15 van tabel A, in hoofdletters en tussen haakjes.
De informatie genoemd onder de punten 1, 2, 3, 4 en 10 moet verplicht in deze volgorde worden vermeld in het vervoerdocument. Een voorbeeld hiervan is:
UN 1098 ALLYLALCOHOL, 6.1 (3), I, (C/D)
De plaats van de overige informatie is facultatief.
Aanvullende informatie
Verder kunnen er bijzondere bepalingen van toepassing zijn, die aanvullende informatie in het document vereisen. Dit is onder andere het geval bij vervoer van afval of bij het gebruik van bergingsverpakkingen. Al deze bijzondere bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 5.4.1 van het ADR.
1000-puntenregeling
Als de gevaarlijke stoffen worden vervoerd onder de 1000-punten regeling (1.1.3.6 ADR), moet per vervoerscategorie de hoeveelheid gevaarlijke stof worden vermeld.
Milieugevaarlijk
Als een stof ook is ingedeeld als een milieugevaarlijke stof volgens 2.2.9.1.10 moet het woord MILIEUGEVAARLIJK in het document zijn opgenomen. Deze regel geldt niet voor de stoffen die vallen onder UN 3077 en UN 3082. Bij het vervoer in een transportketen die vervoer over zee omvat mag men ook het woord MARINE POLLUTANT vermelden.
Leeg ongereinigd
Bij lege ongereinigde middelen van omsluiting (o.a. verpakkingen en tanks) moet voor of na de vervoersnaam (zie b) leeg, ongereinigd of resten van de laatste lading worden vermeld. De totale hoeveelheid hoeft dan niet te worden vermeld.
Dit mag bij lege ongereinigde middelen van omsluiting worden vervangen door lege [type verpakking] (etiketten volgens c. Voorbeeld: lege IBC, 6.1 (3).
Voor andere omsluitingsmiddelen mogen de gegevens volgens 1 tot en met 4 en 10 voorafgegaan worden door lege [type omsluiting],laatste lading. Voorbeeld: LEGE TANKWAGEN, LAATSTE LADING: UN 1098 ALLYLALCOHOL, 6.1 (3), I, (C/D).
Als de lege ongereinigde middelen van omsluiting aan de afzender worden teruggezonden, mag het originele document worden gebruikt en dient de hoeveelheid (zie 6) te worden vervangen door LEEG, ONGEREINIGD RETOUR.
Deze bijzondere bepalingen gelden niet voor klasse 7.
Vervoer in een transportketen
Als het transport plaatsvindt in een keten die vervoer door de lucht of over zee omvat, en men voor het vervoer gebruik maakt van 1.1.4.2.1, moet de volgende verklaring zijn opgenomen: Vervoer volgens 1.1.4.2.1
Het ADR (hoofdstuk 1.4) verplicht de afzender de vervoerder te voorzien van de aanduidingen die in het vervoersdocument moeten worden vermeld.
In het geval van meerdere ontvangers is het toegestaan de namen en de adressen van de ontvangers en de af te leveren hoeveelheden te vermelden op andere documenten. Deze documenten moeten zich aan boord van het voertuig bevinden.
Als een zending niet in één transporteenheid kan worden geladen, moet voor elke beladen transporteenheid een afzonderlijk vervoerdocument worden opgemaakt.
Elektronisch vervoerdocument (EDP/EDI)
Elektronische vervoerdocumenten dienen te voldoen aan sectie 5.4.0 van het ADR. Voor wat betreft de eis van beschikbaarheid tijdens het vervoer zijn elektronische vervoerdocumenten toegestaan als deze 'ten minste gelijkwaardig zijn aan een papieren document'. Dit wordt als volgt uitgelegd: Het moet voor de Inspectie of een hulpverleningsdienst mogelijk zijn om zonder hulp van de chauffeur de informatie te ontsluiten. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door de in het elektronische apparaat te nemen stappen duidelijk op het apparaat te vermelden. Is de informatie niet gelijkwaardig beschikbaar ten opzichte van een papieren exemplaar, bijvoorbeeld doordat de batterij van het device leeg is, dan wordt er door de Inspectie gehandeld als zijnde dat er geen vervoerdocument aanwezig is. Het vervoerdocument hoeft niet onderweg uitprintbaar te zijn.