Hoe de ILT het zwavelgehalte van scheepsbrandstof controleert
Scheepseigenaren moeten zich houden aan de regels voor zwavel in brandstof voor zeeschepen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) controleert dit. Onder andere met behulp van een snuffelpaal in de haven van Rotterdam en monitoringsapparatuur in vliegtuigen.
Snuffelpaal haven Rotterdam
De snuffelpaal bij de ingang van de Rotterdamse haven meet continu de uitstoot van schepen. Stoot een schip te veel zwavel uit? Dan bezoekt een ILT-inspecteur het schip. Hierbij neemt de inspecteur een brandstofmonster, bekijkt logboeken en overschakelingprocedures.
Lees verder over monsters nemen van scheepsbrandstof.
Monitoringsapparatuur in vliegtuigen
De ILT gebruikt monitoringsapparatuur in vliegtuigen om inzicht te krijgen in welke schepen mogelijk regels overtreden. De apparatuur kan een te hoog zwavelgehalte vaststellen. Deze methode wordt zowel in de havens als op zee gebruikt.
Handhaving regels zwavelgehalte scheepsbrandstof
Binnen de Europese Unie (EU) gelden regels over het aantal schepen dat ieder land minimaal moet inspecteren. Dat geldt ook voor het aantal te analyseren monsters. Jaarlijks inspecteert de ILT ongeveer 800 schepen en analyseert 160 monsters op het zwavelgehalte.
Informatie delen binnen EU
De ILT deelt informatie met andere inspectiediensten in Europa. Zoals uitslagen van zwavelinspecties en mogelijke overtredingen. Hiervoor gebruikt de ILT de Thetis-database van de European Maritime Safety Agency (EMSA). Van schepen die Nederland uitvaren en waarbij een te hoog zwavelgehalte wordt vermoed, wordt een melding gemaakt in de database. Zo kunnen andere inspectiediensten deze schepen controleren.