Voor het vertrouwen van de maatschappij in de corporatiesector is goed bestuur en goed intern toezicht op dat bestuur noodzakelijk. Commissarissen moeten onafhankelijk en kritisch zijn. Ze mogen geen (indirecte) deelbelangen hebben die dat in de weg kunnen staan. Voor bestuurders geldt dat er geen sprake mag zijn van verwevenheid van belangen, die nadelig kan zijn voor de belangen van de woningcorporatie. Belangenverstrengeling en de schijn daarvan moet altijd worden voorkomen. Voorafgaand aan elke (her)benoeming van een bestuurder of commissaris, ook bij een kortdurende waarneming, wordt de geschiktheid en betrouwbaarheid van de voorgedragen kandidaat getoetst.
Het is belangrijk dat de Raad van Commissarissen (RvC) bij de voordracht van kandidaat motiveert hoe zij tot haar conclusies is gekomen met betrekking tot de geschiktheid en betrouwbaarheid van kandidaat en motiveert dat er geen onverenigbare (neven)functies zijn die een positieve zienswijze in de weg staan.
Zo beoordeelt de Aw onverenigbaarheden en (de schijn van) belangenverstrengeling
De RvC is primair verantwoordelijk voor de beoordeling van de mogelijke invloed van een ander belang van een bestuurder of commissaris dat in strijd zou kunnen zijn met het belang van de woningcorporatie. Bij de beoordeling hiervan heeft de Aw als externe toezichthouder een eigen rol. De Aw houdt doorlopend toezicht op onverenigbaarheden en de schijn van belangenverstrengeling is daarvan een voorbeeld. Dit toezicht vindt niet alleen aan de voorkant plaats via de toets geschiktheid en betrouwbaarheid, maar ook in het doorlopend toezicht op basis van het gemeenschappelijk beoordelingskader Aw-WSW. Sinds de wijziging van de Woningwet in 2022 heeft de Aw meer ruimte voor een risicogerichte beoordeling.
De Aw kijkt naar de specifieke context en de feiten en omstandigheden van de concrete aanvraag. Dit maakt dat geen dossier precies hetzelfde is en iedere beoordeling maatwerk. Uit het oogpunt van rechtszekerheid geeft de Aw in haar beleidsregel op hoofdlijnen aan hoe zij (on)verenigbaarheid en belangenverstrengeling beoordeelt.
Omdat niet iedere partij altijd over alle feiten beschikt, kunnen andere belangen voor de buitenwereld de indruk wekken in strijd te zijn met het corporatiebelang terwijl dat niet het geval is of hoeft te zijn. Bijvoorbeeld omdat afspraken zijn gemaakt om daadwerkelijke belangenverstrengeling te voorkomen. Deze schijn van belangenverstrengeling is nadelig voor het vertrouwen in de sector. Dit betekent overigens niet dat bestuurders en commissarissen van woningcorporaties nevenfuncties met bijbehorende nevenbelangen moeten vermijden. Ervaren bestuurders en commissarissen zijn van waarde voor de woningcorporatie en de sector. Wel is hier een alerte en kritische houding (kracht-tegenkracht) nodig van bestuur en RvC ten aanzien van mogelijke risico’s, wanneer de uitoefening van een andere functie nadelig kan zijn voor de belangen van de woningcorporatie of kan leiden tot de schijn van belangenverstrengeling.
Bij bepaalde combinaties van functies waarbij belangen elkaar kunnen raken, moeten afspraken worden gemaakt om daadwerkelijke belangenverstrengeling te voorkomen. Ook als er feitelijk geen sprake is van belangenverstrengeling, kan er wel de schijn van belangenverstrengeling zijn. Deze schijn kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer er een informatieachterstand is bij derden. Transparantie over (de risico’s die gepaard gaan met) de deelbelangen en de gemaakte afspraken/genomen maatregelen kan de schijn van belangenverstrengeling wegnemen. Heldere en effectieve communicatie die recht doet aan de situatie kan verdere vragen van derden voorkomen en bijdragen aan het maatschappelijke vertrouwen in de sector. Wanneer de communicatie of transparantie tekort schiet kan dit echter juist meer vragen oproepen of tot reputatieschade en wantrouwen bij de buitenwereld leiden. Publicatie en verantwoording over (neven)functies achteraf in het jaarverslag is overigens niet gelijk aan het wegnemen van de schijn aan de voorkant.
Casuïstiek
Hieronder vindt u casuïstiek die de Aw regelmatig terugziet in haar toezichtspraktijk. Omdat soortgelijke casussen mogelijk ook bij andere woningcorporaties kunnen spelen, wil de Aw met de bespreking hiervan op hoofdlijnen inzicht geven in haar beoordeling.
Casussen Aw
Een kandidaat RvC-lid is burgemeester van een gemeente die grenst aan de gemeente waar de woningcorporatie haar werkgebied heeft. De kandidaat heeft als burgemeester zitting in het algemeen- en dagelijks bestuur van een gemeente-overstijgend samenwerkingsverband dat meerdere commissies heeft, waaronder een commissie Wonen. In dit samenwerkingsverband hebben alle burgemeesters uit de regio zitting (waaronder kandidaat) en binnen dit verband wordt ook de Regio Deal gesloten. De woningcorporatie waar kandidaat nu tot de RvC wil toetreden, zit daarbij ook aan tafel.
De RvC ziet het risico dat nadeel voor de woningcorporatie kan ontstaan wanneer kandidaat in het belang van de (eigen) gemeente of regio zou handelen. De RvC heeft naar aanleiding hiervan met kandidaat de afspraak gemaakt dat hij/zij niet deelneemt aan beraadslaging en besluitvorming binnen de RvC wanneer het over onderwerpen gaat die raakvlakken hebben met de (hoofd)functie van kandidaat. De RvC vindt dat in deze casus geen sprake is van onverenigbare functies, maar onderbouwt deze stelling verder niet.
De Aw ziet in dit geval grotere risico’s. Het ontstaan van enig nadeel voor de belangen van de woningcorporatie kan niet worden uitgesloten. Als burgemeester dient kandidaat de belangen van de gemeente en als RvC-lid de belangen van de corporatie. Deze belangen kunnen strijdig zijn. Het is de vraag welke belangen prevaleren als ze samen komen.
Het onthouden van beraadslaging en besluitvorming is een maatregel die ten dele de mogelijke risico’s verkleint. Bij haar beoordeling betrekt de Aw ook de informatiepositie van kandidaat. Het verkrijgen van informatie (bijvoorbeeld in de vorm van vergaderstukken) voorafgaand aan de beraadslaging kan al leiden tot (de schijn van) belangenverstrengeling. Daarnaast is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het sluiten van de Regio Deals met de woningcorporaties uit de regio. Hierdoor ontstaat een directe relatie tussen het samenwerkingsverband en de woningcorporatie en is er sprake van daadwerkelijke belangenverstrengeling. Daarbij draagt kandidaat als dagelijks bestuurder van dit samenwerkingsverband eindverantwoordelijkheid. De Aw concludeert dat deze combinatie van functies onverenigbaar is.
Een kandidaat wordt voor herbenoeming als voorzitter voorgedragen door de RvC. De kandidaat is ook voorzitter van de RvC van een hogeschool in het werkgebied van de woningcorporatie. De gemeente waar beide organisaties gevestigd zijn, heeft op termijn een grondpositie beschikbaar. Beide organisaties hebben hierin interesse als nieuwe bouwlocatie. De RvC van de woningcorporatie heeft de afspraak gemaakt dat kandidaat niet deel zal nemen aan de beraadslaging en besluitvorming wanneer de RvC de grondpositie bespreekt. Daarnaast geeft de RvC aan dat op dit moment nog onzeker is of de woningcorporatie deze grondpositie daadwerkelijk wil verwerven, omdat er zowel op de korte als de lange termijn al veel projecten worden opgestart.
De Aw ziet dat kandidaat als voorzitter van de RvC van de hogeschool en de woningcorporatie de belangen van beide organisaties dient. Deze belangen kunnen strijdig zijn wanneer beide partijen de grondpositie willen verwerven. Ook in deze casus is het de vraag welk belang kandidaat voor laat gaan als ze samenkomen.
Op dit moment zijn er veel onzekerheden. De grondpositie komt waarschijnlijk ergens in de komende 4 jaar beschikbaar en het is niet duidelijk of de woningcorporatie deze daadwerkelijk wil verwerven. Als dit wel het geval is, ziet de Aw risico’s op het gebied van (de schijn van) belangenverstrengeling en het ontstaan van mogelijk nadeel voor de belangen van de woningcorporatie. Dit onder andere vanwege de informatiepositie van kandidaat. De bestuurder bespreekt strategische ontwikkelingen vroegtijdig met de voorzitter. Wanneer dit in bepaalde situaties niet mogelijk is, is het de vraag of dit werkbaar is. Wanneer het om leden van de RvC gaat (niet de voorzitter) is het makkelijker om hen specifieke informatie te onthouden.
Geeft de woningcorporatie of de hogeschool voorafgaand aan de herbenoeming van kandidaat geen interesse te hebben in deze nieuwe grondpositie? Dan is het duidelijk dat de belangen van beide functies elkaar niet raken en vindt de Aw de combinatie van functies verenigbaar. Het is belangrijk om ook duidelijke afspraken te maken en deze afspraken te monitoren voor het geval deze situatie wijzigt en de hogeschool de grondpositie toch wil verwerven. De Aw betrekt dit bij het continue toezicht.
Een kandidaat wordt als RvC-lid voorgedragen en is eigenaar van een financieel adviesbureau dat op dit moment actief is in de woningmarktregio van de woningcorporatie. Tot 3 jaar geleden voerde kandidaat opdrachten uit bij 2 andere woningcorporaties in dezelfde woningmarktregio. De RvC heeft met kandidaat afgesproken dat via zijn adviesbureau geen opdrachten meer worden aanvaard bij andere corporaties binnen het werkgebied van de woningcorporatie en ook niet bij organisaties die een relatie hebben met de woningcorporatie. Hierdoor kunnen belangen elkaar niet raken.
De Aw ziet dat door de gemaakte afspraken geen nadeel kan ontstaan voor de belangen van de woningcorporatie of dat de combinatie van functies kan leiden tot (de schijn van) belangenverstrengeling. De Aw vindt de combinatie van functies verenigbaar.
De kandidaat die als RvC-lid wordt voorgedragen heeft een 50%-belang in 5 appartementen in één complex. Deze worden in het werkgebied van de woningcorporatie verhuurd, buiten de gereguleerde sector. Deze appartementen heeft kandidaat 5 jaar geleden verworven en zijn bedoeld als pensioenbelegging. Het complex waarin de appartementen zich bevinden grenst aan een wijk waar de woningcorporatie bezit heeft. Deze wijk zal op termijn worden geherstructureerd en mogelijk gaat de woningcorporatie in leefbaarheid investeren.
De RvC vindt dat er geen sprake is van onverenigbaarheid, omdat kandidaat het beheer van de appartementen heeft uitbesteed en het hier slechts om een 50% belang gaat. Met kandidaat is afgesproken dat hij zich als een goed verhuurder gedraagt en zich onthoudt van beraadslaging en besluitvorming bij onderwerpen die mogelijk het bezit van kandidaat raken.
De RvC heeft besloten hierover transparant te zijn en op die manier de schijn van belangenverstrengeling weg te nemen. De RvC zal het bezit van vastgoed van een van haar leden, de gesignaleerde risico’s en gemaakte afspraken om de risico’s te beheersen vermelden op de website van de woningcorporatie.
De Aw ziet risico’s op het gebied van (de schijn van) belangenverstrengeling wanneer de informatiepositie van kandidaat hem voordeel zou kunnen opleveren (voorkennis). En wanneer derden een belangenverstrengeling kunnen vermoeden vanwege de locatie van het bezit ten opzichte van het corporatiebezit. Dit kan het vertrouwen in de woningcorporatie en de sector schaden.
De verklaring van de RvC dat het beheer door kandidaat is uitbesteed en er slechts sprake is van een 50%-belang, is niet doorslaggevend voor de Aw. De RvC moet passende afspraken maken om belangenverstrengeling te voorkomen voor het geval ontwikkelingen met betrekking tot het gebied waar het vastgoed zich bevindt in de RvC worden besproken. Wanneer kandidaat buiten de beraadslaging en besluitvorming wordt gehouden, niet over de informatie kan beschikken en de schijn van belangenverstrengeling aan de voorkant wordt weggenomen, vindt de Aw de combinatie van functies verenigbaar.
Wet- en regelgeving
Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met een lidmaatschap van een orgaan van een rechtspersoon of vennootschap, of enige andere functie, waarvan de uitoefening door de bestuurder nadelig kan zijn voor de belangen van de toegelaten instelling of waarvan de uitoefening kan leiden tot de schijn van belangenverstrengeling.
Het lidmaatschap van de raad van commissarissen is onverenigbaar met een voormalig lidmaatschap of lidmaatschap van een orgaan van een rechtspersoon of vennootschap, of enige andere functie, waarvan de uitoefening door de commissaris nadelig kan zijn voor de belangen van de toegelaten instelling of waarvan de uitoefening kan leiden tot de schijn van belangenverstrengeling.