Meer grip op PFAS in afval nodig

Verschillende bedrijven in Nederland produceren afval dat PFAS bevat. Het verwerken van PFAS-afval vraagt om specifieke handelingen, niet alle afvalverwerkers kunnen dit. Onjuiste verwerking kan leiden tot onnodige risico’s voor mens en milieu.

Voor de verwerking van PFAS-afval is Nederland grotendeels afhankelijk van verwerkers in het buitenland, en daarmee van internationaal afvaltransport. Voor die transporten verleent de ILT vergunningen. En de ILT ziet toe op de naleving daarvan op basis van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA).

In oktober 2022 besloot de ILT na meerdere signalen over onjuiste verwerking van PFAS-afval bij een afvalverwerker uit voorzorg transporten naar deze verwerker tegen te houden. De risico’s voor mens en milieu van een mogelijke toename van PFAS in de leefomgeving waren te groot. In juni 2023 concludeerde de ILT na onderzoek en het ontvangen van nieuwe informatie dat er geen grond meer is om transporten van PFAS-houdend afval naar deze verwerker tegen te houden.

Door dit onderzoek naar PFAS-afval kreeg de ILT inzicht in de verwerking van PFAS-afval bij deze en andere afvalverwerkers in Europa. Ook bleek dat de huidige regelgeving onvoldoende is om verspreiding van PFAS via afval naar het milieu te voorkomen. De ILT signaleert dat:

  • Er beperkt zicht is op PFAS in afval.
  • Er geen garantie is op de volledige vernietiging van PFAS in afval.
  • Normen voor de verwerking van PFAS in afval in veel gevallen ontbreken, waardoor handelen uit voorzorg onvoldoende mogelijk is.

Beperkt zicht op PFAS-afval

Er is geen volledig zicht op binnen- en buitenlandse afvalstromen met PFAS. Dat komt omdat er geen wettelijke definitie is voor PFAS-afval. Niet al het afval dat PFAS bevat is daarom als zodanig aangemerkt. PFAS kunnen zich via afval zo ongecontroleerd verspreiden.

Sinds 2020 is het zicht op PFAS in afval door de Tijdelijke uitvoeringslijn PFAS en EVOA iets verbeterd. Deze uitvoeringslijn verduidelijkt wat PFAS-verdacht afval is: baggerspecie, grond, zuiveringsslib en afvalstoffen afkomstig van primaire producenten en bedrijfsmatige gebruikers. 

Echter is het zicht op PFAS in afval in de praktijk afhankelijk van gegevens die de vergunningaanvrager levert. Alleen voor grond en baggerspecie is geregeld op welke soorten PFAS geanalyseerd moet worden. Terwijl in bijvoorbeeld afvalstromen met papier, textiel en blusschuimen ook relatief vaak PFAS voorkomen.

In wet- en regelgeving is behalve voor grond en baggerspecie niet vastgelegd hoe en op welke PFAS afvalstromen geanalyseerd moeten worden. Daarom kan hier geen specifieke analyse voor worden opgevraagd, maar moeten de door vergunningaanvragers gedeelde gegevens worden geaccepteerd. PFAS in afval kan daardoor uit beeld blijven.

EVOA geen garantie voor vernietiging van PFAS in afval

Als PFAS in afval wel in beeld is, dan is Nederland grotendeels afhankelijk van buitenlandse afvalverwerkers. In Nederland is onvoldoende capaciteit om al het eigen PFAS-afval te verwerken, Nederland beschikt bijvoorbeeld niet over een draaitrommeloven. Dit type oven wordt gezien als goede techniek voor de vernietiging van PFAS-afval.

Uit de EVOA volgt hoe EU-lidstaten om moeten gaan met afvaltransporten. Dit heeft als doel om het milieu optimaal te beschermen: “Hoofddoel en belangrijkste onderdeel van deze verordening is de bescherming van het milieu; de effecten van de verordening op de internationale handel zijn van bijkomend belang.” (Verordening (EG) Nr. 1013/2006).

Aan dit doel kan bij de EVOA-vergunningverlening onvoldoende invulling worden geven. Er is nu te weinig grip op mogelijk ongewenste emissies en lozingen via de verwerking van Nederlands PFAS-afval in het buitenland. Dit komt omdat Europese normen voor veel PFAS en afvalstromen ontbreken, en specifieke technieken dus niet (uit voorzorg) kunnen worden afgedwongen.

Zonder normen kunnen aan de verwerking van PFAS-afval in andere landen geen aanvullende eisen worden gesteld via EVOA-vergunningen. Dat kan leiden tot ongewenste PFAS-emissies en -lozingen naar de lucht en het water bij verwerking, en dus tot verspreiding van PFAS naar het milieu. Milieuvervuiling stopt niet bij de grens. Dit heeft daarom ook negatieve gevolgen voor de Nederlandse leefomgeving.

Normen voor verwerking ontbreken

Voor veel PFAS zijn geen normen en is niets geregeld voor de verwerking van afval met PFAS. EU-breed regelen de Richtlijn industriële emissies en andere regelgeving (Persistent Organic Pollutants-verordening, Europese afvalstoffenlijst) dit maar voor een beperkte lijst PFAS. Nationaal geldt dit ook voor het Landelijk afvalbeheerplan (LAP3). 

Voortschrijdend inzicht over de risico’s van bekende en nieuwe PFAS is hier (nog) niet in opgenomen. Daardoor kan het toepassen van wenselijke technieken om afval te verwerken nu onvoldoende worden afgedwongen in EVOA-vergunningen.

Handelen uit voorzorg onvoldoende mogelijk

PFAS breken slecht af (persistent), en zijn vaak ook schadelijk (toxisch), verspreiden makkelijk (mobiel) en/of hopen zich op in mens en milieu (bio-accumulerend). Voor de bescherming van mens en milieu is het volgens de OVV wenselijk om uit voorzorg te kunnen handelen bij het afgeven van vergunningen voor persistente stoffen.

Voor afval is het uitgangspunt dat de eigenaar verantwoordelijk is voor een goede afvalverwerking. Daar hoort bij dat zorgvuldig onderzocht wordt welke stoffen afvalstromen bevatten (en dit wordt gemeld) en wat maatschappelijk verantwoorde werkingsmethoden zijn.

Als bedrijven onvoldoende invulling aan hun verantwoordelijkheid geven, is het wenselijk om uit voorzorg te kunnen handelen door transporten niet te vergunnen. Transporten zouden alleen doorgang moeten vinden als bedrijven aantonen dat het transport en de verwerking daarna niet tot milieurisico’s leiden.

Dit is in de EVOA nu omgedraaid: transporten van PFAS-afval vinden doorgang zolang de overheid niet onomstotelijk kan aantonen dat ze tot milieurisico’s leiden. Zonder normen en volledige informatie (waarvoor de ILT deels afhankelijk is van de verwerker en het ontvangende land) kan dit niet. Twijfels beschouwt de rechter niet als reden om een transport te weigeren.

Conclusie

Via de EVOA kan de ongecontroleerde verspreiding van PFAS via Nederlands afval in internationale afvalketens niet worden voorkomen. Dit leidt tot risico’s voor mens en milieu en dat is een probleem: Nederland is voor de verwerking van PFAS-afval afhankelijk van het buitenland. En PFAS zijn ook na een (verwacht) verbod nog decennia in afvalketens aanwezig.

Het gebrek aan grip beperkt zich niet tot Nederland. Daarom agendeert de ILT dit signaal in de samenwerking met Europese EVOA-vergunningverleners. Daarnaast vergroot de ILT haar zicht op PFAS(-afval) door de grootste Nederlandse gebruikers en hun (afval)ketens zo veel mogelijk in kaart te brengen.

Maar voor echt grip op PFAS in afval zijn definities, normen en ruimte om effectief uit voorzorg te handelen nodig.